Na de oorlog wordt de schade van het bommengeweld weggewerkt. Muren worden hersteld, er komen nieuwe glas-in-loodramen. In 1949 wordt het nieuwe orgel ingewijd. Er is zelfs nog geld voor een nieuwe preekstoel.
Begin jaren 1960 verandert het denken. Paus Joannes XXIII probeert de kloof tussen kerk en wereld te dichten. De eredienst wordt aangepast. Voortaan leest de priester de mis met zijn gezicht naar de mensen in de kerk. In 1963 ondergaat de Lambertus een opknapbeurt. De ooit zo bonte schilderingen verdwijnen onder grijze tinten verf. Het priesterkoor wordt vergroot en krijgt een nieuw altaar.
Eind jaren 1960 lijkt het eind in zicht. Het kerkbestuur vraagt zich af of het niet tijd wordt afscheid te nemen van die grote kerk. Ze wordt te duur, het kerkbezoek neemt af, de tekorten lopen op. De blik gaat naar het parkeerterrein aan De Wetstraat. Daar kan een kleinere kerk worden gebouwd. Een zware beslissing. Een commissie van wijze mannen buigt zich over de kwestie. Haar advies: behoudt de kerk, zorg dat ze als één van ‘de betere voorbeelden van neo-gotische kerken in Nederland’ erkend rijksmonument wordt. Dat laatste gebeurt in 1974. Over sloop wordt daarna nooit meer gesproken.